Wielaert - 50 Jaar Utrecht (1)

zaterdag, 6 september 2025 (07:08) - Nieuws030

In dit artikel:

In de nazomer van 1975 verhuist Jeroen Wielaert van Veenendaal naar Utrecht om Nederlands te studeren — het begin van een halve eeuw aan wonen, werken en belevenissen in de stad. Deel 1 bestrijkt de jaren 1975–1979 en beschrijft hoe studie, cultuur, journalistiek en activisme zich in korte tijd vermengen en zijn leven vormgeven.

Wielaert komt uit een klein stadje en ontdekt Utrecht langzaam: colleges in het Academiegebouw aan het Domplein, kroegen als De Vriendschap op het Wed en sociëteit Veritas aan de Kromme Nieuwegracht worden zijn sociale huiskamers. Hij woont in wisselende kamers (Vogelenbuurt, Oudwijk, Minstraat, Valkstraat, IBB) en raakt ingebed in studentenkringen met medestudenten uit diverse plaatsen. Muziek, bioscoopbezoeken en literatuur zijn belangrijke pijlers: platen kopen bij White Noise, boeken bij Broese, en concerten variërend van Herman van Veen tot opkomende pop- en punkbands. Zijn smaak gaat van Dylan en Pink Floyd tot lokale acts en de bands die hij in Veenendaalse jeugdcentra ziet.

Journalistiek blijkt steeds belangrijker. Na eerdere verslaggeving op de zaterdagtribune in Veenendaal gaat hij schrijven voor regionale kranten en het studentenblad De Vooys. Een opvallende klus is een vierpagina-interview met Kees van Kooten en Wim de Bie. In 1976 krijgt hij ook aanbod van Trouw om over zaterdagvoetbal te schrijven; sportverslaggeving en cultuurjournalistiek lopen zo naast zijn studie.

De universitaire sfeer: vakken als moderne letterkunde en middeleeuwse teksten worden verzorgd door bekende docenten (onder wie Gerritsen, Ton Anbeek en Frits van Oostrom). Politieke en maatschappelijk actuele thema’s zijn nooit ver weg; de Molukse treinkaping en de Rote Armee Fraktion zorgen voor felle discussies in kroegen en op studentenkamers. De radicaal-linkse inslag uit de jaren zestig blijft zichtbaar in protesten tegen autoriteit, tegen Hoog Catharijne en in muurkranten.

Een groot deel van het stuk gaat over de popcultuur en het activisme rond podia. Utrecht heeft in die jaren nog geen grote poptempel à la Paradiso, en lokale activisten — verbonden aan plekken als RASA, De Zaak en de Kargadoor — zetten zich in voor een eigen poppodium. Dat mondt uit in kraakakties georganiseerd door het comité Tivoli Tijdelijk. In het voorjaar van 1979 wordt het oude houten Tivoli op Lepelenburg bestormd en kort bezet: er zijn optredens van jonge Utrechtse groepen (onder meer Het Goede Doel en Klein Orkest) en veel idealisme en improvisatie. De bezetting eindigt na een weekend; kort daarna gaat het gebouw in vlammen op — officieel een lasfout, maar er doen ook geruchten de ronde over andere oorzaken. Tegelijkertijd opent het Muziekcentrum Vredenburg zijn deuren, wat de podiumontwikkeling in Utrecht zichtbaar maakt.

Persoonlijk is de periode intens en soms roerig: relaties beginnen en eindigen (Monica speelt een belangrijke rol), plannen om in Amsterdam massacommunicatie te studeren vallen uiteen, en er zijn problemen met verhuurders. In maart 1979 behaalt hij zijn propedeuse Nederlands en sluit het hoofdstuk af met het gevoel van een druk maar vruchtbaar bestaan: studie, nachtelijke cafés, weekendverslaggeving en rock & roll zonder rust.

Het verhaal schetst Utrecht halverwege de jaren zeventig als een levendige, progressieve stad waar cultuur, politiek en jongerenactivisme elkaar treffen — een plek die Wielaert graag kiest om te blijven. Volgende aflevering behandelt 1980–1984.