Van Rossem over het Spakenburgse botterkerkhof: 'Toen de visserij stopte, dumpte iedereen zijn botter'
In dit artikel:
In de oude haven van Spakenburg liggen nog een dertigtal botters; houten vissersschepen die herinneren aan een ooit veel grotere vloot van meer dan 200 schepen. Presentator Maarten van Rossem stapte aan boord van een 115 jaar oude botter en voer naar het zogenaamde botterkerkhof in het Eemmeer en Nijkerkernauw, vlak bij Flevoland. Daar rusten tientallen houten wrakken op de bodem — sommige nauwelijks herkenbaar, andere redelijk intact — maar niet door stormen vergaan: tussen circa 1880 en 1973 zijn veel botters doelbewust afgezonken.
Historicus Pieter de Vos legt uit dat de omslag samenhing met de transformatie van de zoutwaterzuiderzee naar het zoete IJsselmeer, waardoor zoutwatervis verdween en de visserij grotendeels ophield. Veel schepen verloren daarmee elke economische waarde; De Vos zegt het kernachtig: “De schepen waren waardeloos geworden.” Lokale bestuurders kregen weinig hulp van Den Haag en gaven schippers uiteindelijk toestemming de overbodige schepen simpelweg uit te varen en te laten zinken.
Tegenwoordig bestaan er in Nederland nog zo’n zestig varende botters, ongeveer de helft verbonden aan Spakenburg; onderhoud is duur (ongeveer €10.000–€20.000 per jaar) en vergt gedreven liefhebbers en restaurateurs. De wrakken blijven als zichtbaar reliëf onder het water herinneren aan een verdwenen visserscultuur: bij lage waterstand of harde wind steken sommige resten zelfs boven het oppervlak uit. Pieter de Vos heeft veel van deze wrakken gedocumenteerd en hun geschiedenis vastgelegd.