Taams - D.E.M.G.S.T. (5)
In dit artikel:
Het is woensdag 13 augustus 2025, kwart over zeven in de ochtend. De verteller wandelt over de Weerdsingel naar de Albert Heijn aan de Potterstraat, die om half acht opengaat, en passeert het Nijntjepleintje waar twee dertigers zich zitten uit te rekken. Een daarvan vergoelijkt zich luidkeels over de trein en noemt het publiek van de Toppers “uitschot”, een opmerking die bij de verteller woede opwekt.
Hij fantaseert een confrontatie: een tirade tegen de betweterige jongere, die volgens hem opgeleid is aan hbo of universiteit en nu een veilig, onbeduidend baantje heeft als adviseur of consulent bij een semi-overheidsinstelling. De denkbeeldige aanval schetst hem als emotioneel klein, iemand die ’s ochtends hard moet rennen om zijn driften te beheersen. Direct daarna relativeert de verteller zijn eigen woede: vermoedelijk is het jaloezie—hij heeft wél een hbo-diploma maar nooit een goedbetaalde baan gekregen—en ironisch genoeg houdt hij zelf niet eens van de Toppers. De scène eindigt alledaags: hij werpt gevonden statiegeldblikken in de automaat bij de supermarkt, een stille tegenhanger van zijn ontembare verbeelding.