Mantelzorger zou tonnen van haar oom en tante hebben gestolen voor restaurant van ex-partner
In dit artikel:
Een 63-jarige vrouw uit Houten staat in de Utrechtse rechtbank terecht omdat zij ervan wordt verdacht in ruim zeven jaar tijd meer dan 450.000 euro te hebben ontvreemd van haar dementerende oom en tante uit Leerdam. De zaak kwam aan het rollen nadat de grootouders in 2015 en 2016 overleden en hun kleinzonen als erfgenamen geconfronteerd werden met een hoge aanslag van de Belastingdienst: het veronderstelde vermogen was door talrijke overschrijvingen en contante opnames sterk uitgehold.
Het Openbaar Ministerie beschuldigt de vrouw van diefstal en verduistering. Volgens het OM werden grote bedragen van de rekeningen van haar oom overgeschreven, onder meer circa 150.000 euro naar haar toenmalige partner (bestemd voor een hotel-restaurant in Turkije), 66.000 euro die op haar eigen rekening kwam (waarvoor zij onder andere een auto en meubels kocht) en circa 21.000 euro naar de rekening van haar dochter voor een scooter, stage en een reis. Naast ruim 230.000 euro in overboekingen zou zij via meer dan driehonderd contante opnames met zijn bankpas nog eens een vergelijkbaar bedrag hebben gepind, onder meer bij geldautomaten in een casino.
De vrouw was sinds 2010 mantelzorger en had een volmacht voor de financiƫle zaken van haar oom. Volgens het OM stond die volmacht niet toe geld uit te lenen of te schenken; zij mocht alleen onkostenvergoeding ontvangen. Zij stelt dat haar oom bij machte was en bewust zijn hulp gaf omdat hij zijn nicht en vooral haar ex-partner wilde steunen. Haar ex-partner, inmiddels medeverdachte, verblijft al jaren buiten Nederland en Turkse autoriteiten hebben niet meegewerkt aan verzoeken om verhoor. Advocaten van de erfgenamen lieten hem in Turkije spreken; op een opname zou hij de vrouw als hoofdschuldige aanwijzen, maar die opname is niet onomstotelijk geverifieerd.
De officier eist een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met twee jaar proeftijd en terugbetaling van het geld. De verdediging pleit vrijspraak en wijst op onvoldoende onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van de oom en het ontbreken van bevestiging van door hem getekende overschrijvingen. De rechtbank doet op 24 november uitspraak.