Kaalscheren, internering en een levenslang trauma, het verhaal van de moffenmeiden in Utrecht

zaterdag, 18 oktober 2025 (08:08) - De Utrechtse Internet Courant

In dit artikel:

Op 7 mei 1945, terwijl Canadese troepen via de Biltstraat Utrecht binnenreden en de bevrijding werd gevierd, vond in de stad een andere, gewelddadige afrekening plaats: vrouwen die (vermeend) contact hadden gehad met Duitse soldaten — de zogenoemde “moffenmeiden” — werden publiekelijk vernederd en kaalgeschoren. Buurtbewoners organiseerden op meerdere plekken eenvoudige tribunalen; soms voerde de Binnenlandse Strijdkrachten deze straffen uit. Onderzoek van Rianne Oosterom wijst uit dat in Utrecht op zeker dertig locaties naar schatting rond de 150 vrouwen hun haren verloren. Landelijk zijn dergelijke acties op minstens 188 plekken gedocumenteerd.

De slachtoffers varieerden van vrouwen met daadwerkelijke relaties met Duitse militairen tot mensen die slechts vriendschappelijk contact hadden, NSB-vrouwen en ook onterecht aangehoudenen. Veel vrouwen werden uit hun huizen gesleurd, hun kleding en sieraden afgepakt, met pek ingesmeerd of tot bloedens toe geknipt, en soms op karren door de stad gereden. Het katholieke vakbondsgebouw aan de Oude Noord fungeerde als een van de plekken waar vrouwen in publiekelijke setting werden kaalgeschoren; de opgezette situatie leek op een arena waarin publiek kon kijken.

Velen werden gearresteerd en tijdelijk opgesloten. Omdat reguliere gevangenissen overvol waren, ontstond een verscheidenheid aan noodlocaties in leegstaande scholen, loodsen, kazernegebouwen en hotels. In Utrecht werden vrouwen aanvankelijk geïnterneerd aan de Plompetorengracht en later samengebracht in Fort de Bilt, dat vanaf september 1945 als vrouwenkamp fungeerde onder kampcommandante Hijink‑Rijnders. De interneringen gebeurden in het kader van de Bijzondere Rechtspleging, het naoorlogse strafsysteem voor collaborateurs; de zaken konden maanden duren en moesten eerst onderzocht worden.

De omstandigheden in Fort de Bilt waren in de beginfase primitief: barakken met strozakken, te weinig sanitaire voorzieningen en een tekort aan voedsel — aanvankelijk rond de 1.200 calorieën per dag. Hoewel er pogingen waren om detainees bezig te houden (breien, werk voor bedrijven, zang- en muziekopvoeringen), deden zich ook misstanden voor. Er zijn meldingen van fysieke mishandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag door bewakers; afdoeningen waren vaak licht. Historicus Ad van Liempt wijst erop dat bewaking door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, soms oud-verzetslieden, de situatie kon laten ontsporen en dat seksuele misdrijven in meerdere kampen voorkomen hebben, al is daar nog onvoldoende onderzoek naar gedaan.

Het kamp bij Fort de Bilt werd in november 1946 opgeheven; achteraf bleken veel vrouwen getraumatiseerd door ervaringen van vernedering, opsluiting en geweld. Kaalscheren wordt sindsdien gezien als een buitengerechtelijke en onrechtvaardige straf met blijvende psychische gevolgen, ook voor volgende generaties. Het Utrechtse verhaal maakt deel uit van bredere narratieven over de naoorlogse afrekening in Nederland en is onderdeel van het project ’80 jaar bevrijding’, dat deze episodes verder belicht in artikelen en een podcastserie.